Triptiek met scenes uit het Leven van Christus
Sinds dit drieluik voor het eerst werd gepubliceerd in 1893 als onderdeel van de grandioze collectie van Frédéric Spitzer, wordt het gerekend tot de beste gotische ivoren reliëfs die bewaard zijn gebleven uit het begin van de veertiende eeuw. De adembenemende variëteit, tot in de kleinste details en in opmerkelijk laag reliëf uitgewerkt, maakt het tot één van de mooiste meesterwerken van Parijse ivoorsnijkunst die de afgelopen jaren op de markt zijn gekomen. Het moet zijn gemaakt voor een opdrachtgever met koninklijke of bijna-koninklijke status en hoewel het zou zijn gebruikt voor persoonlijke verering, roept het ambitieuze concept bij de kijker de grootsheid van de gotische kathedraalarchitectuur op. Het drieluik toont scènes uit het lijden van Christus en moet van links naar rechts worden gelezen, beginnend in de linker benedenhoek. In stijl, compositie en formaat lijkt het huidige ivoor sterk op twee drieluiken in het Louvre in Parijs, die beiden Mariale cycli tonen met de Dood van Maria in het midden. Alle drie de stukken werden door Koechlin toegeschreven aan het atelier van de “Meester van de Dood van Maria”.